Categorieën archief

Je ergeren aan treinreizigers: binnenkort verleden tijd?

Maandag zat ik vijf uur in de auto met een volslagen onbekende. Via de carpoolwebsite BlaBlaCar.com kon ik met de Duitse Amelie meerijden van Hamburg naar Utrecht. Ze had een rustige rijstijl, maakte een lunchstop en hield zich keurig aan de maximumsnelheid. Dat kon ik ook van tevoren weten, want op BlaBlaCar staan testimonials: chauffeurs en reizigers beoordelen elkaar. Op basis van die informatie kun je besluiten of je wel of juist niet bij iemand in wil stappen. Zo vertelde Amelie dat ze eens over een man had gelezen dat hij behoorlijk pervers was, waardoor ze besloot toch maar met de trein te gaan.

Aan het einde van haar rit dropte ze me op Utrecht Centraal, waar ik de trein naar Amsterdam zou nemen. Het perron raakte voller en voller, de treinen tussen Utrecht en Amsterdam vielen één voor één uit. Na een uur wachten kwam er een oplossing: een ICE-trein uit Duitsland reed via Hilversum naar Amsterdam. Het was spitsuur en alle mensen van de afgelopen vijf treinen moesten in die ene ICE.

Dringen, proppen, duwen, vechten om een plaatsje, het gangpad bomvol en mensen die struikelden over andere mensen en over koffers, maar even later vertrokken we dan toch. Iedereen kwam thuis vandaag, het had een gevoel van opluchting moeten geven.

Maar twee mensen kregen ruzie. Knetterende ruzie. Een man in de eerste klas vroeg een jongeman die tegen zijn stoel stond aangeleund of hij dat niet wilde doen. “Dit is de eerste klas, de mensen die betaald hebben voor de eerste klas verdienen de rust en de ruimte van de eerste klas.”

De jongen ontplofte: “We zijn allemaal mensen! U bent een mens en ik ben een mens. Of vindt u soms dat u méér mens bent omdat u een eerste klas kaartje heeft? Weet u wat ik vind? Het interesseert me geen fuck of u meer voor uw kaartje heeft betaald dan ik!”

De jongen had een punt, maar door zijn toon en agressieve houding kwam dat totaal niet over. De situatie deed me denken aan alle keren dat ik in een stiltecoupé zat die alles behalve stil was. Als een andere reiziger daar dan op geïrriteerde toon wat van zei of driftig ging wijzen naar de stiltesticker op het raam, kreeg die de volle laag. Dat overkomt je een paar keer en dan hou je voortaan liever je mond.

Toen dacht ik aan een oplossing: hoe zou het zijn als gelijkgestemden door informatie in de NS-app bij elkaar in de coupé konden gaan zitten? Bij BlaBlaCar geef je in je profiel aan hoeveel je praat: je bent ‘Bla’, ‘BlaBla’ of ‘BlaBlaBla’. Als we dat principe ook in de trein introduceren, kunnen alle BlaBlaBla’s met elkaar in de zelfde coupé tetteren en de Bla’s in een andere wagon rustig de krant lezen.

In noodsituaties, zoals met de overvolle ICE, krijgen alle reizigers een berichtje dat Bla-reizigers en BlaBlaBla-reizigers het maar even gezellig moeten maken met elkaar in de coupé, want de NS wil álle mensen een prettige reis bezorgen.

 

carpool

 

getagged , ,

13 selfies die je niet wilt missen

Het woord ‘selfie’ is verkozen tot het Van Dale Woord van het Jaar. Een selfie is een foto van jezelf, gemaakt met je mobieltje. Het is een hit op de sociale media. Zo staat de hashtag ‘#Me’ op de derde plaats van populairste fototags op sociale media en is in Groot-Brittannië 30 procent van alle foto’s gemaakt door 18 tot 24-jarigen, jawel, een selfie.

Ik maak zelden selfies. De enige momenten waarop ik een poging doe is met vrienden in een restaurant. Dat gaat dan meestal zo: we stellen vast dat het gezellig is, iemand roept: “Kodak moment!”, maar de ober of de buurman om hulp vragen durven we niet. Dus  je pakt je mobiel, schuift naast je vriendin op de bank en strekt je arm zo ver mogelijk van je vandaan. Na de eerste flits bekijk je het resultaat: de één staat er maar half op, dus het moet opnieuw. Flits twee: de vriendin heeft haar ogen dicht omdat ze niet wist wanneer je ging klikken en zelf heb je een onderkin (dit als gevolg van de gestrekte arm). Ook de derde poging mislukt: dit keer staat de onderste helft van ons gezicht erop, voorhoofd en kapsels zijn verdwenen. Na zestien flitsen biedt de buurman alsnog zijn diensten aan. Die foto is in één keer goed, met roze blosjes van schaamte op onze wangen.

Geen selfies voor mij dus. Maar dat betekent niet dat ik niet graag naar die van anderen gluur, want geloof me: sommige mobiele zelfportretten wil je niet missen. Ik maakte een collage:

selfies die je niet wil missen
Foto’s via smosh.com, the berry.com, selfiesatfunerals.tumblr.com, weirdselfies.tumblr.com

 

Als ik rondkijk op internet valt me op dat er twee methodes zijn om een selfie te maken: via de spiegel of met de supergestrekte arm. Verder figureren huisdieren opvallend vaak in de zelfportretten, wat vertederende of juist gênante beelden kan opleveren. Maar de aandoenlijkste portretten zijn die waar mensen geen rekening houden met wat er op de achtergrond gebeurt:

selfies met leuke achtergrond
Foto’s via reddit.com, imglulz.com, ftw.nl, runt-of-the-web.com en funnyjunk.com.

Op internet zijn veel tips te vinden voor het maken van een goede selfie, zoals: ga bij het raam staan want natuurlijk licht is het meest flatteus. Of: als het donker is, flits niet in je gezicht maar via de muur of het plafond. En hou ten alle tijden je kin omlaag.

Hoe goedbedoeld alle do’s & don’ts ook zijn, om verdere ongemakkelijke poses te voorkomen, vraag ik voortaan toch liever meteen de ober of de buurman.

getagged , , , ,

Vrijheid van meningsuiting is niet altijd cool

“Viese rvuil verwende kankerhoer dat je ben hoop dat je binnenkort dood valt het liefs doe ik het zelf.” Toen zangeres Anouk vorige week maandag wakker werd, vond ze op haar haar Facebookpagina in plaats van de gebruikelijke lofzangen van haar fans het gefulmineer van haar tegenstanders in het Zwarte Pietendebat, die haar digitaal onderkotsten. De zwarte drab vol spelfouten (flesje Dropshot gedronken?) droop van haar prikbord af.

anouk haattweet

Iets vergelijkbaars overkwam Paulien Huizinga afgelopen donderdag vlak na de uitzending van Expeditie Robinson, een spelprogramma waarin bekende Nederlanders op een eiland worden uitgehongerd en spellen tegen elkaar moeten spelen. Het resultaat is een aaneenschakeling van valse beweringen en achterbakse acties; verbondjes tussen spelers en samenzweerderige beloftes houden nog geen dag stand, en elke week krijgt de kijker de eindeloze besprekingen van ieders complottheorieën te zien. Afgelopen donderdag leverde Paulien samen met Géza haar tegenspelers een valse streek, waardoor niet zij werd weggestemd door de eilandbewoners, maar publiekslieveling Jan. Na de uitzending regende het scheldwoorden op Twitter, waaronder ‘naaier’, ‘laag kutwijf’, ‘mega stom kut mens’ en ‘smerige hoerenstreek’. Wat ze deed was inderdaad niet chic, maar het hoort bij het spel, en de ene kandidaat gaat daar wat verder in dan de ander. Zijn zulke serieuze verwensingen gerechtvaardigd als reactie op een (niet zo serieus) spelprogramma?

Schermafbeelding 2013-11-06 om 10.42.13

Digitaal schelden lijkt de trend. Monique Burger, eigenaresse van De Nieuwe Boekhandel in Amsterdam en bekend van het DWDD-boekverkoperspanel, werd op Twitter bedreigd nadat ze een column had geschreven over de aanloop van ‘arme mensen’ in haar boekwinkel in Bos en Lommer die het gratis Droomboek voor de koning kwamen ophalen. En een ruit van haar winkel werd ingegooid.

En in de Volkskrant van afgelopen donderdag stond het bericht dat er dagelijks zo’n 35.000 dreigberichten verschijnen op Twitter. Tweehonderd daarvan vindt de politie ernstig genoeg om te onderzoeken. De politie hanteert deze definitie van een dreigtweet: een bericht waarin de twitteraar dreigt met geweld tegen een persoon, een gebouw of eigendommen van een ander. Het gaat niet om scheldwoorden, maar om variaties op ‘Ik steek je neer’ en ‘Ik ga het klaslokaal opblazen’.

Nog eentje van de pagina van Anouk:

Schermafbeelding 2013-11-06 om 10.25.41

Het zal je maar gezegd worden. Waarom kan zo’n zin gewoon op iemands Facebookpagina worden geschreven? Valt zo’n bericht onder de ‘vrijheid van meningsuiting’ waar we zo trots op zijn? En: ik begrijp dat de politie de grens trekt bij potentieel gevaarlijke acties of daden en niet achter elk scheldwoord kan aangaan, maar waarom nemen Facebook en Twitter zelf geen maatregelen? Verbeter de algoritmes. Markeer dit soort tirades als spam of ongepast en laat het systeem leren door steeds meer woorden en woordcombinaties toe te voegen. Berichten die als ongepast worden aangemerkt, moet de gebruiker vervolgens toelaten of definitief verwijderen. Zo kunnen voorvechters van het vrije woord ervoor kiezen om elke vorm van belediging toe te laten.

Om mensen bewust te maken van gedragscodes op sociale media zie ik een campagne van SIRE voor me. Bijvoorbeeld met een plaatje van iemand die een emmer dunne bruine kak over zich heen krijgt en de tekst: “Zou jij de diarree van een ander over je heen willen?”

Want het huidige beleid is om te kotsen.

 

Deze column werd eerder gepubliceerd op de website van HP/De Tijd.

getagged , , ,

Hanbok

Drie keer per jaar maak ik serieuze emigratieplannen. De overgang van de zomer naar het regenseizoen is zo’n moment. En de jaarlijks terugkerende discussie over Zwarte Piet ook.

In de jaren dat Zwarte Piet mijn hart had moeten veroveren met zijn strooigoed, of mij juist doodsangsten had kunnen inboezemen met zijn dreigementen om me in een zak te stoppen en op een trage stoomboot mee naar Spanje te nemen, woonde ik in Zuid-Korea. Een argument dat ik overigens vaak gebruik om het ongeloof van mensen te sussen als een gesprek gaat over typisch Nederlandse iconen uit mijn kindertijd die ik niet ken. (Op vragen als: “Wat, ken jij Ovidus en zijn vriendjes niet?!” antwoord ik steevast de alles verklarende zin: “Nee sorry, toen woonde ik in Korea,” waarna alles weer goed is.)

Hanbok klederdracht Zuid-Korea

Terwijl kinderen in Nederland Sinterklaas vierden, was ons gezin bezig met iets heel anders: de jaarlijkse kerstfoto. Mijn zusjes en ik werden in Koreaanse klederdracht gehesen en gingen op de foto met Koreaanse kinderen voor een vrolijk gekleurde Koreaanse tempel. Op de foto maakte ik met mijn vingers graag een peace-teken, een gewoonte die ik overnam van de lokale bevolking, maar dat vond mijn moeder geen geschikte pose voor de foto die ze naar alle vrienden en familie in Nederland stuurde. Het enige wat mij als kind begin december dus bezighield, was mijn peace-vingers zo goed timen dat ik ze precies op de klik van de foto omhoog stak en razendsnel weer terugtrok, zodat mijn moeder dat pas bij het zien van de afgedrukte foto’s ontdekte. De traditie van Sint en Zwarte Piet en wortels in stinkschoenen stoppen doet mij dus niet zo veel.

Wat me wel wat doet, is het aantal mensen dat zich met deze kwestie bezighoudt. Het begon met een paar verongelijkte BN’ers in praatprogramma’s, maar sinds gisteren is het een debat op internationaal niveau en bemoeien zelfs hoge pieten – eh, piefen – van de VN zich met ons feest.

Nu er een serieuze kans is dat Zwarte Piet wordt afgeschaft, probeer ik me voor te stellen hoe 5 december eruit zou zien zonder onze door de schoorsteen zwartgeblakerde vrienden. Krijgt Sinterklaas dan Witte Pieten? En hoe komen de cadeautjes dan in de huizen als ze niet meer via de schoorsteen mogen?

Een tweede idee: Sint leent figuren uit andere sprookjes. Hoe leuk zou het zijn als Oempa Loempa’s, de Zeven Dwergen of Klein Duimpje door het land sjezen om de pakjes rond te brengen?

Opvoedkundig is het fijn als Sinterklaas een multiculti-gang om zich heen verzamelt: een Chinees, een Spanjaard, een Turk, een Surinamer, een Hollander. Stereotyperen ligt dan op de loer, krijgen we dat weer.

Als de VN hun zin krijgen, wordt een alternatief bedenken voor Zwarte Piet nog niet zo eenvoudig. Mocht die discussie inderdaad losbarsten, dan ga ik dit jaar in december graag met de laatste Zwarte Pieten mee naar Spanje. Peace.

 

Deze column schreef ik voor HP/De Tijd.

getagged , , ,

Loyaliteit

‘O, ik zie het al, ze heeft l’amour nodig.’ De fietsenmaker houdt mijn fiets vast bij het stuur en schudt zachtjes. Het is net alsof ik in de spreekkamer van een huisarts ben. Mijn klacht is: alles rammelt. Als ik fiets, maak ik zo’n kabaal dat degene met wie ik samen rij me niet kan verstaan. ‘Laat haar maar een nachtje bij ons logeren, morgen is ze opgeknapt.’

Het is niet de eerste keer dat ik bij deze fietsendokter ben. Ik kom hier graag; het is inmiddels zelfs zo dat ik niet meer scheld maar glimlach als ik onderweg een lekke band krijg. Volgens mijn vriend gaan normale mensen dan naar de dichtstbijzijnde fietsenmaker, ik loop liever een half uur zodat mijn fiets een nachtje bij Theo kan doorbrengen. Dat heet loyaliteit.

Deze week keek ik naar Tegenlicht; de aflevering heette De mensen van nu. Het was een portret van dertigers en hoe de crisis hun leven beïnvloedt. Bezit en carrière zouden minder belangrijk zijn dan vroeger. Iemands waarde zit tegenwoordig in kennis, gedachtegoed en vernieuwende ideeën. De dertigers hebben een eigen bedrijfje, een vast salaris is niet belangrijk. De crisisgeneratie ontleent geen status aan auto’s, huizen en tweede huizen, en denkt bovendien in oplossingen. Toegang is daarbij belangrijker dan eigendom: als we iets niet zelf kunnen, kijken we om ons heen of we iemand kennen die wel een site kan bouwen, een verhuisbusje te leen heeft of weet hoe vaak je een vriezer moet ontdooien.

Delen, ruilen en ondernemen dus. Dat klinkt veelbelovend voor de toekomst. Maar wat deze generatie volgens mij mist, is loyaliteit. We hebben niet meer jarenlang hetzelfde krantenabonnement, dezelfde werkgever of een vast tandpastamerk. Als een product ergens anders beter of goedkoper is, kiezen we daarvoor. Als de service die we nodig hebben dichterbij ook te vinden is, kiezen we daarvoor.

Toch is het altijd druk in Theo’s fietsenwinkel, en de klanten zijn vast niet enkel buurtbewoners. Terwijl ik sta te wachten, houd ik een kleine steekproef: de mensen uit een ander stadsdeel zeggen allemaal om te fietsen voor de klantvriendelijkheid. Ik vraag Theo wat hij denkt dat zijn geheim is. “Je zou denken dat het hier om de fietsen gaat, maar het gaat om de mensen. Ik denk niet aan mijn eigen winkel, maar verplaats me in de persoon aan de andere kant van de toonbank. Als een klant bijvoorbeeld terugkomt met een gloednieuwe fiets waarvan de pedalen stuk zijn, dan zet ik er kosteloos nieuwe op, ook al vallen pedalen nooit onder de garantie. Die drie euro investeer ik, want dat is winst op termijn.”

De klanten van Theo komen terug voor hem. Al vijfendertig jaar, crisis of niet. Daar kan de flex-generatie nog wat van opsteken, want van al dat delen en switchen worden mensen niet loyaler. En dat merken we op den duur aan onze klantenbinding.

 

Tegenlicht: mensen van nu

 

(Deze column schreef ik voor HP/De Tijd)

 

Top-5 eigenschappen van een goede Mol

Ruim twee miljoen Nederlanders kunnen vanavond hun Molboekje ritueel verbranden en weer slapen zonder te piekeren, want even na 20.30 uur is eindelijk bekend wie de Mol is van seizoen 13. Vorige week brak AVRO’s Wie is de Mol? opnieuw haar eigen kijkcijferrecord. Er keken ruim 2,3 miljoen mensen en daarmee is het de best bekeken aflevering van het spelprogramma ooit.

Vooruitblikkend op de finale-uitzending is het na twaalf mollen een goed moment om de balans op te maken: wat zijn de vijf beste eigenschappen van een goede Mol?

1. Super sluwheid

De nummer één eigenschap komt niet van een mol maar van een ander dier: de vos. Sluwheid is in dit spel een vereiste om de rol van mol uitmuntend te spelen en niet ontdekt te worden. Een goede Mol sluit met iedereen vriendschap, wint vertrouwen en maakt dan bij al zijn nieuwe ‘vrienden’ een andere ‘vriend’ verdacht. De illusie wekken dat zij gezamenlijk een vijand hebben, schept een band. En dat terwijl de Mol zelf de vijand is.

2. Ongekende sabotagetechnieken

Het is misschien wel de moeilijkste taak van de Mol: elke opdracht moet onopvallend gedwarsboomd worden. Dit vereist super sabotagekwaliteiten. De Mol kan zelf een opdracht laten mislukken door met opzet maar ongemerkt fouten te maken, verwarring te zaaien of met geveinsde onwetendheid vragen verkeerd te beantwoorden. Maar de Mol kan ook een andere kandidaat voor zijn karretje spannen zodat hij zelf niet opvalt als stoorzender. Hogere sabotagekunst.

3. Hongerig zijn

Een topmol snakt elke minuut naar informatie en wil precies weten wat er speelt in de groep. Hij of zij is hongerig naar anekdotes, verdachte gebeurtenissen en geheime samenwerkingen. Deze informatie inwinnen gebeurt op slinkse wijze en samenzweerderige toon en in alle hoeken van het spel, dat wil zeggen met en zonder camera, want een goede Mol is dat 24/7. Fijne bijkomstigheid van het beheersen van deze techniek: het is voor een kandidaat van levensbelang om zoveel mogelijk over andere kandidaten te weten. Een Mol die continu informatie lospeutert, verdient zo binnen de groep ook het kandidatenimago.

4. Paniek zaaien

Een goede mol saboteert niet alleen tijdens de opdrachten maar zaait ook verwarring en paniek op onverwachte momenten. Op de hotelkamer, aan het ontbijt, in de bus en in het vliegtuig. Kees Tol, kanshebber voor de Mol van dit seizoen, deed dat subliem: penningmeester Tania raakte de geldpot kwijt en Kees vond (of jatte de pot van haar, dat weten we nog niet) de envelop met al het groepsgeld in de bus. In plaats van dat hij de pot aan haar teruggaf confronteerde hij haar pas dagen later, in het bijzijn van de hele groep. ‘We hebben met z’n allen zo hard gewerkt voor al dat geld en jij raakt het zomaar kwijt?!’ Alle kandidaten waren het daarmee eens, er werd openlijk gestemd voor een nieuwe penningmeester (een functie die ook weer om vertrouwen draait) en zo stookte Kees iedereen tegen elkaar op. Paniek om geld zonder dat er een opdracht wordt gespeeld, briljant.

5. Onverwacht acteertalent

De Mol moet continu acteren, en dat nog geloofwaardig doen ook. Een supermol slaagt erin zich binnen de groep zo te presenteren dat de kandidaten niet verwachten dat hij überhaupt in staat is tot liegen en bedriegen. Dennis Weening (de Mol van seizoen 8) was heer en meester in deze eigenschap. Gedurende het hele seizoen was hij slechts één keer verdacht. Joris Linssen zei destijds tegen een medekandidaat: ‘Dennis kan niet eens liegen, dat vindt hij helemaal niet leuk.’

 

Mooi wel dus. En dat is nu precies waar goed Molschap en het spel Wie is de mol? om draait:Trust nobody’.

Wie is de Mol? Seizoen 13

P.S. Wist je dat het spel in 2001, 2002, 2009, 2010, 2011 en 2012 al werd genomineerd voor de Gouden Televizier-Ring, maar deze prijs nog nooit heeft gewonnen? Op twitter wordt volop gesuggereerd dat het in 2013 dan eindelijk gaat gebeuren.

getagged , , , ,

Marjolijn = Maxim

17 september 2012 was zijn coming-out. Schrijver, filosoof en NRC-columnist Marjolijn Ferbruari (49) zou voortaan Maxim heten. Niet alleen zijn voornaam veranderde, maar ook zijn voorkomen, want sinds het voorjaar gebruikte Maxim mannelijke hormonen om ook lichamelijk te transformeren. Hij kondigde dat aan op zijn website (de url marjolijnfebruari.nl leidt inmiddels ook naar maximfebruari.nl) en in zijn column. Sindsdien heeft hij een dagtaak aan het verwerken van alle reacties. Er ontstond een ware mediahype en half Hilversum wilde hem te gast hebben. Op uitnodigingen van allerlei talkshows en tv-programma’s ging Maxim toen niet in, op die van Uitgeverij Prometheus om een boek te schrijven wel. En dat boek is er nu, De maakbare man.

Donderdag was Maxim te gast in De Wereld Draait Door, de echte winnaar van het mediaspel rondom Februari omdat zij hem als eerste op beeld hadden. Woensdag was hij al te horen (niet te zien dus) in het radioprogramma Tijd voor Twee. Op de website van de uitgeverij staat een lijstje met kranten- en tijdschriftinterviews die we nog kunnen verwachten: Trouw, de Volkskrant, NRC Handelsblad, Filosofie Magazine en Psychologie Magazine. Dit zal een verkorte versie van de lijst zijn, want op zijn weblog hetextraorgaan.nl (die naam!) schrijft Maxim: ‘Nu er een boek van mij aankomt, neemt de aandacht toe, en met de aandacht komen de uitnodigingen, en met de uitnodigingen loopt de correspondentie op, uren per dag ben ik zoet met het beantwoorden van alle vragen en verzoeken.’

In De Wereld Draait Door zegt Maxim (wat de afkorting van Maximiliaan schijnt te zijn) al die aandacht wel te begrijpen: ‘Het is ook een spectaculaire transitie. Ik kan me voorstellen dat iedereen het wil zien.’ In dat veranderingsproces is Maxim nu ongeveer halverwege, over twee weken is zijn Maniversary (wat mij betreft kanshebber voor Van Dales Woord van het Jaar-verkiezing). Daarna begint de snor- en de baardgroei, Maxim zal breder worden en een strakkere kaaklijn krijgen. Vragen over zijn geslachtsdelen mogen niet worden gesteld. ‘Dat is onbeleefd. Bovendien hangt iedereen mannelijkheid en vrouwelijkheid op aan geslachtsdelen, en ik denk dat geslachtsdelen overschat worden in het leven. Hoe het er daarbeneden uitziet, doet er niet zoveel toe.’

Maxim vergelijkt zijn transitie met immigratie: ‘Ik moet echt inburgeren in de wereld der mannen. Ik loop voortdurend op tegen dingen waar ik niet op was voorbereid, zoals vrouwen in en uit hun jas moeten helpen.’ Van Nieuwkerk ziet dat niet als een obstakel maar als een feest: ‘Dat is toch een teken dat het is gelukt? Vrouwen zien u als man!’

In zijn boek schrijft Maxim dat hij op 10 aug 2012 voor het eerst werd aangesproken als man, in een winkel in Zeist. Dat vond hij geweldig. Verlangend naar bevestiging van onbekenden ging hij winkel in, winkel uit om de reacties te testen. Iedereen zag hem als man. Doel bereikt. Toch zal dat na een boek en een optreden in DWDD weer andersom veranderen (transgenderen): voorheen was alleen grachtengordel Nederland bezig met ‘Marjolijn = Maxim’, straks weten alle winkelassistentes dat Maxim eerst Marjolijn was. Ook die in Zeist.

Maxim Februari

P.S.

Kijktip 1: I am a woman now (2011) van documentairemaker Michiel van Erp. Hij volgde vier transseksuelen die vijftig jaar geleden als een van de eersten een sekse-operatie ondergingen.

Kijktip 2: FTM transition: One year on testosterone. Aangrijpend filmpje (7.35 min) van een Amerikaans meisje dat een jongen wordt. Ongelofelijk: het verschil na 365 dagen testosteron.

getagged , , , ,

Vero Cuoio

Op mijn veertiende barbecuede ons gezin zo vaak mogelijk. Spareribs waren favoriet. Los van de letterlijke vertaling – reserveribben – zette de vorm van dit vlees mij aan het denken. Ik ging het visualiseren en bedacht er een kop, vacht en pootjes bij totdat ik een vrolijk pluizig varkentje voor me zag. Waar die rib precies vandaan kwam had ik me nog nooit afgevraagd maar nu ik het wist (Wilbur, het aaibare varkentje uit Charlotte’s Web!) besloot ik: deze ribbenkast moet ik niet. Zo is het begonnen. Het waren de laatste botjes waar ik aan zou kluiven. Op verzoek van mijn moeder – huilend roerde ze in een eenpersoons pannetje met groente en vleesvervanger – heb ik nog een jaartje kip gegeten, maar na het wekelijkse gerouleer tussen kipcurry, kipcordonbleu en kipsaté (ik heb geen idee waar de leus ‘Kip, ‘t meest veelzijdige stukje vlees, KIP!’ op is gebaseerd) heb ik daar ook een eind aan gemaakt.

Je bent wat je eet, zeggen ze. En ik was liever tofu dan varken. Sinds het paardenvleesschandaal zijn veel mensen nu opeens paard in plaats van koe. Het is niet de eerste keer dat ik teleurgesteld ben in de herkomst van iets. Zo ontdekte ik middenin mijn glacé koekenperiode (voor 60 cent kocht ik er dagelijks eentje in de schoolkantine) dat het roze van de Roze koek gemaakt is van bladluis. Bij De Keuringsdienst van waarde zag ik dat in elk buisje griepkorrels van Oscilloccocinum een minuscuul stukje eend zit. En tot mijn twintigste leefde ik in de veronderstelling dat het ‘Vero Cuoio’ onderop mijn schoenzolen de naam was van de dure Italiaanse ontwerper.

In Engeland schijnen mannen in witte jassen de school- en ziekenhuiskantines ondersteboven te keren op zoek naar resten paard. Nu ze daar toch zijn, is het misschien een idee om ook de schoenzolen van de kinderen en de broekriemen van de chirurgen mee te nemen naar het lab voor onderzoek. Net zoals mijn varkentje hadden al die paardenvleesbiefstukken namelijk ook ooit een huidje. Als paardenleer straks opduikt in de mode-industrie kunnen we eindelijk door naar hoofdstuk twee van het paardenvleesschandaal, want dat de diepvrieslasagne niet te vertrouwen is weten we nu wel.

baby paard met laarzen

getagged , , ,

Lowlandskaartverkoopstress

De wekker van mijn telefoon gaat morgen om tien uur, de melding is ingesteld op ZO LUID MOGELIJK. Niet omdat ik nu al weet dat ik me vanavond ga laven aan meters bier, afgetopt met Campari-soda en een shotje Jäger voor de sfeer, en bang ben dat ik zonder wekker nooit meer wakker zal worden. Nee, deze herinnering staat al maanden met kapitalen in de digitale agenda: morgen start lowlands met de kaartverkoop en uit ervaring weet ik: dat wordt chaos, stress en als een bezetene op de F5-knop van mijn toetsenbord drukken.

Drukken, daar begint het mee, maar hoe langer het duurt dat je er maar niet doorheen komt, hoe meer het op rammen begint te lijken, totdat uiteindelijk de F en de 5 niet meer zichtbaar zijn op de toets. Het aankoopproces van een lowlandskaartje gaat ongeveer zo: om 10.45 uur surf ik naar de ticketverkoop-site. Naast de laptop liggen de bankpas en e.dentifier klaar (gisteren nog vijf cent naar mezelf overgemaakt om er zeker van te zijn dat de iDEAL-techniek me niet in de steek zou laten, o mijn god wat een slimme actie!). In een tweede venster open ik twitter en type #ll13 in het zoekvenster zodat ik Neerlands aankoopleed in realtime kan volgen. Op mijn telefoon zie ik dat er 26 nieuwe berichten zijn in de ‘lalalaa lowlands 2013’ whatsapp-chat: alle leden van ons festivalclubje zijn aangemeld, alle zes zitten er klaar voor. Klaar om 185 euro over te maken voor een feest dat in augustus pas plaatsvindt.

En dan is het elf uur en begint het zweten, een kaartje kopen is topsport: non-stop schakelen van scherm één naar scherm twee, door naar twitter en naar whats-app en naar de vragen in je hoofd: waarom kom ik er niet doorheen? Zal ik nu refreshen of over dertig seconden? Zal ik een tweede scherm openen en nog een keer inloggen of word ik in het eerste scherm dan ook achteraan de wachtrij geplaatst? Waarom heeft Mojo geen voorrangspolicy voor mensen die al zeven keer zijn geweest?

Op twitter verschijnen de eerste berichten: ‘Yesssssssssss, Biddinghuizen here we come!’ en ‘Mijn tent en ik gaan naar lowlandsssssz’. Behoorlijk verontrustend. Maar nog verontrustender zijn de berichten uit mijn eigen groep: de eerste twee hebben hun kaartje binnen. Op twitter wordt nu gezegd dat de eerste 20.000 kaartjes er doorheen zijn gegaan in twee minuten, het record van vorig jaar is verbroken. Ping: de derde van ons is erdoor. En dan Ping! de vierde. Ik kijk op mijn scherm, ik ben eruit gegooid! Inmiddels zijn volgens twitter 40.000 kaarten verkocht en moet ik weer opnieuw beginnen, achteraan aansluiten in de wachtrij. Ping: nummer vijf is door en gaat beginnen aan het betaalproces. Op dat moment wordt mijn scherm vernieuwd, ik denk dat ik erdoor ben, switch nog even naar het scherm met de twitterberichten en zie dan staan: #ll13 UITVERKOCHT! Het is voorbij, de Maya’s hadden het al voorspeld, dit is toch nog het einde van de wereld.

Mijn enige optie is als slaafje bij La Place pistoletjes vullen met eiersalade en sprieten bieslook voor het vers-effect. En dan komt wat nu al het mooiste bericht van het jaar zal zijn, binnen op de whatsapp-chat: ‘Car! Ik heb er twee. Jij gaat mee!’

In negen minuten zullen 60.000 mensen morgen 185 euro overmaken naar Mojo voor een festival dat pas over een half jaar in een weiland plaatsvindt. De overheid bezuinigt dan wel op cultuur, de consument allerminst. 

lowlands aug 2012

getagged , ,

Het gat in mijn hoofd

Ik sprong vanochtend een gat in de lucht. En meteen ook een gat in m’n hoofd. Ja, echt waar. Eerst dacht ik dat het wel meeviel, maar toen het na een paar seconden op een aflevering van Dexter begon te lijken, besloot mijn zusje dat het toch beter was om even langs de Eerste Hulp te gaan. Voor de zekerheid. Haar vriend had net een nieuwe auto en wilde graag voor ambulance spelen. Met alle knipperlichten aan reed hij met honderd kilometer per uur door de stad. Bij de balie van het Lucas Andreas Ziekenhuis ontdekte ik dat je met een bebloede handdoek en een straaltje bloed van kruin naar voorhoofd direct mag doorlopen. Verzekeringspasje werd niet om gevraagd, identiteitskaart evenmin. Naam was genoeg.

In Dubai gaat dat heel anders. Aan de balie van de Eerste Hulp zei mijn vader: ‘Here’s the insurance card.’ De man antwoordde: ‘We don’t take insurance cards, sir, we take Mastercard.

Het verschil in aanpak zette me aan het denken: als je in Nederland ook direct je creditcard zou moeten afgeven, zou je dan minder snel naar de Spoedeisende Hulp gaan? Vallen alle ‘voor de zekerheid’-gevallen dan af? En levert dit voor de zorg dan een besparing op? Of krijg je dan patiënten die later langduriger behandeld moeten worden omdat ze er niet meteen bij waren en die bij wijze van verklaring dingen zeggen als: ‘Ja, de avond dat het gebeurde had ik net sushi gegeten en ik was dat weekend ook al losgegaan in de Bijenkorf dus mijn budget voor die week was er wel doorheen, maar nu heb ik eigenlijk al weken last van mijn knie.’

Hoe dan ook, ik was blij dat ik daar met een gat in m’n hoofd niet over na hoefde te denken.

Image

P.S. In de categorie ‘WIE KOOPT DIT NOU?’: bloody behang van www.pixersize.com

getagged , ,